Fort
De Portugezen veroverden dit fort in het jaar 1556 na Christus en maakten er een hoofdkwartier van achtendertig buitenwijken en zes kerkelijke gemeenschappen van. Het hoofddoel was om het rijstproducerende gebied van Bassein te beschermen tegen plunderaars.
In het bos aan de voet van de heuvel lag een Koli-nederzetting genaamd Varanipur, die versterkt werd door een Portugese palissade bewapend met drie kanonnen. De heuvel was zo steil dat de beklimming meestal op blote voeten of met behulp van touwen werd gedaan. Onderweg waren er dertien passen, waarvan de vier belangrijkste bekend stonden als de Gate Pass, de Evening Pass, de Prabhu Pass en de Cow Pass. De hoofdroute verliep via een pas genaamd Salada. Voorbij Salada liep een pad door een zeer smalle en steile kloof die de pas van Goede Hoop werd genoemd, omdat een misstap de klimmer fataal zou kunnen worden. Bovenaan de kloof werd de poort betreden via een grot waar een trap van zeventig treden leidde naar de top van de rots waar nog een sterke poort stond bewaakt door vier Portugese families. Binnenin was nog een tweede versterkte poort bewapend met twee valken.
De top van de heuvel, die 1600 passen langer was dan dat het breed was, was groot genoeg om ruimte te bieden voor het fokken van vee, varkens en schapen. Het had een uitzicht op het omliggende land en de zee was te zien in het verre westen. De rots was niet versterkt, maar rond de rand waren grote stenen opgestapeld en gereed om te worden gegooid naar elke aanvallende macht. Bovenop waren twintig waterreservoirs en twee reservoirs. De garnizoen, dat voornamelijk bestond uit veroordeelde criminelen, telde ongeveer 700 personen, inclusief vrouwen en kinderen.